De brilioot

Groep zeven: hoe oud ben je dan, tien, elf? Tien waarschijnlijk, ik was een ‘vroege leerling’. Een leerling die een beetje onzeker in de groep stond, een tikje braaf en naïef zullen we met de kennis van nu maar zeggen. Dat veranderde na het incident met Nicky.

Nicky kwam van een andere school bij ons in de klas en was, in mijn herinnering, groter dan de rest van de kinderen met wie ik al sinds de peuterklas optrok. Of hij léék groter, vooral als hij iemand probeerde te intimideren. Dan kwam hij zo dicht bij je staan dat je nek automatisch naar achteren schoot, al was het maar om niet scheel te hoeven kijken. Scheelkijken is funest als je een punt probeert te maken. Maar dat wist Nicky, en dus boog hij bij elke ruzie een klein beetje meer naar voren, totdat de tegenpartij al zuchtslakend toegaf.

De meester riep me op een dag bij hem. Ik had ontzag voor hem, merkte ik aan mijn zenuwachtige loopje. Hij riep Nicky er ook bij. “Nicky vertelt me dat jij hem een brilioot hebt genoemd.” Ik verstar. Een steek in mijn buik. Ik snap het niet. “Wat…” stamel ik. De meester maakt er een vraag van en kijkt Nicky daarbij kort aan, die zijn witgroene sportschoenen ondertussen grondig bestudeert. Ik kijk ook naar Nicky’s witgroene sportschoenen want ik weet niet wat me overkomt. Zijn veters zitten los, ik ben van slag. Nooit eerder was ik aangesproken op iets dat kon leiden tot een berisping, straf, of erger, eeuwige schaamte. De meester is net zo belangrijk als mijn vader en de premier, ik wil niets fout doen. Nicky drukt in mijn gedachten zijn neus tegen die van mij, terwijl de klas het op een joelen zet. Duizend ogen doorprikken mijn rug. Nicky geeft geen krimp. Weer een steek.

© Lotte Klaver

© Lotte Klaver

En dan komt het besef: ik heb Nicky helemaal geen ‘brilioot’ genoemd. Wat is dat eigenlijk, een ‘brilioot’? Een idioot met een bril? Nicky had een bril, ja. En idioot deed hij nú. Mijn gedachtenstroom stokte, terwijl de buikpijn erger werd. Waarom eigenlijk, als ik hem geen ‘brilioot’ had genoemd? Waarom verzon Nicky dit? Nicky hád dit toch verzonnen – ik kende het woord ‘brilioot’ niet eens. Toch? Het paste hem wel. Alles hing af van de vraag of de meester me zou geloven, zo schuldbewust en angstig als ik hem aankeek.

Hij liet het ons ter plekke uitvechten. Nicky hield vol: “Ze zei het echt!” Ik hakkelde: “Ik heb dat nooit gezegd.” Mijn onderlip trilde. Nicky kreeg een rood hoofd, zijn steeds weer afglijdende bril duwde hij terug met één enkele vinger. Getuigen waren er niet, het was zijn woord tegen het mijne. Jammer genoeg geloofde hij meer in zijn eigen woorden dan ik in die van mij en dus begon ik mezelf er langzaam van te overtuigen dat het misschien niet eens zo erg was om ‘brilioot’ genoemd te worden, laat staan er een te zijn. Ik stond op het punt de veters van Nicky’s witgroene sportschoenen te strikken, die loszaten, besmeurd waren met modder en met de minuut lelijker werden. Was het al voorbij? Ik wilde naar huis, ik wilde hier van af zijn. In een opwelling gaf ik toe wat niet toegegeven hoefde te worden.

“Oké, ik heb het gezegd.” De meester zuchtte. Nicky keek me aan.

Teleurgesteld was ik, boos. Wat had ik gedaan? Waarom had hij gelogen? Ik besloot Nicky de volgende dag aan te spreken. Dapper vond ik mezelf allang niet meer, eerder zwak. Rechtvaardigheidsgevoel won het van onzekerheid. Hij antwoordde: “Je hebt zelf gezegd dat je het hebt gezegd.” En zonder naar voren te buigen en mijn neus te hoeven raken, zonder een klas joelende kinderen die mijn rug doorprikten, maakte Nicky een punt. Ik had mezelf al gestraft.

Meer tekeningen van Lotte Klaver vind je hier.