Van DNA tot muziek: The Who’s ‘Baba O’Riley’

Als artiesten eenmaal iets in hun hoofd hebben gehaald, dan lijkt verdere discussie zinloos. “Hier moet een viool”, moet in de studio hebben geklonken. Geen voor de hand liggende keuze, om een ‘klassiek’ instrument te gebruiken in een rocknummer. “Ik hoor hier echt een viool”, klinkt het nogmaals. Er volgt geen reactie en er wordt wat heen en weer geschoven op stoelen. Een van de bandleden grijpt in een reflex naar z’n sigaretten voor een al dan niet verdiende pauze, een ander geeft aan dat hij het allemaal wel best vindt, en controleert meteen maar of er drank voorradig is. Twee bandleden en een producer blijven over. “Wie had je dan in gedachten?”, vraagt er iemand. Keith Moon, groots drummer en professioneel instrumentvernieler, kijkt op en zegt: “Mijn makker Dave Arbus, die is violist. Die kan dat wel.” De band besluit ervoor te gaan. “I was friendly with Keith Moon, who used to turn up and sit in with the band I was with, East of Eden”, aldus Dave Arbus, die in een documentaire over The Who herinneringen ophaalt aan het moment dat Keith hem voor ‘Baba O’Riley’ vroeg (vanaf 4:00). Het is 1971 als The Who aan hun vijfde album Who’s Next werkt, een plaat die door veel fans als beste album van de band zal gelden.

De viool is lang niet het enige in ‘Baba O’Riley’ dat opvalt – live zou het instrument zelfs worden vervangen door een mondharmonica. De vioolsolo die Dave Arbus inspeelde was geïnspireerd op klassieke Indiase muziek, waarmee gitarist Pete Townshend zijn spirituele mentor Meher Baba wilde eren. Deze Indiase goeroe van Iraanse afkomst had de gitarist al vaker geïnspireerd; Townshend verwerkte ideeën van de goeroe eerder al in rockopera Tommy (1969) en zou voor de tweede rockopera van de band, Quadrophenia (1973), eveneens teruggrijpen naar de symboliek van de geestelijke.

De Lowrey Berkshire Deluxe TBO-1 organ van Pete Townshend

De synthesizer, tot dan toe geen vaste speler op de rockbühne, bleek een perfect middel om Meher Baba zelf door te laten klinken in The Who’s muziek. Townshend wilde namelijk diens biometrische data (DNA-kenmerken) invoeren in het instrument, dat naar aanleiding daarvan muziek zou genereren. Ik herhaal: Townshend wilde Meher Baba’s DNA invoeren in de synthesizer, die dat tot muziek zou transformeren. Een stuk muziek dat op basis van iemands ‘vitale levensinformatie’ – leeftijd, lengte, gewicht, etcetera – was geconstrueerd, hoe zou dat klinken? Het moet een opwindende gedachte zijn geweest voor Townshend, die met het vreemde en tegelijk briljante idee voor een behoorlijk dilemma stond. Klonk dit eigenlijk wel als… muziek? Wat bedoeld was als basis voor ‘Baba O’Riley’ – levensgegevens van Meher Baba omgezet in een melodietje – werd uiteindelijk als inspiratie gebruikt voor de partij die Townshend zelf op een Lowrey Berkshire Deluxe TBO-1 organ zou inspelen (zie hierboven). Minimalistisch componist Terry Riley gold hierbij eveneens als inspiratiebron die, als we Townshend moeten geloven, de meest gave experimentele effecten op zijn synthesizer creëerde. Achteraf is het geschuif met stoelen na Keith Moons idee voor de vioolsolo aanstellerij vergeleken bij het krankzinnige plan van Townshend.

Dat ‘Baba O’Riley’, zoals de titel al aangeeft, een ode was aan respectievelijk een goeroe en een minimalist, hoor je eigenlijk niet eens terug als die enorm kenmerkende gitaarriff na een paar ondefinieerbare maten met een wirwar aan toonladders (DNA!) eenmaal wordt ingezet. Zelfs de krachtige betekenis van het nummer werd door dat herkenbare intro en die epische riff ondergesneeuwd. En dat terwijl Townshend, zoals te zien in eerdergenoemde documentaire (vanaf 3:36), de boodschap óók zo belangrijk leek te vinden:

For me, that whole notion of teenage wasteland, it’s not about getting wasted, it’s about waste… It’s about wasted life, wasted opportunities, wasted years, and I take full responsibility for the fact that my generation complained abut the state of the planet, and did nothing to change it.

Het concept voor het nummer was uiteindelijk dat ene basisintro, gebaseerd op de idee dat elke mens op aarde een unieke muzikale melodie in zich droeg die hen perfect ‘beschreef’. The Who had het ambitieuze maar onhaalbare idee opgevat om hiermee live een wervelende show neer te zetten. Om mensen uit het publiek het podium op te trekken om vervolgens hun vitale gegevens in te voeren in een synthesizer. De biometrische data van de gelukkige, en ik vermoed, angstige fan zou dan worden vertaald naar een muzikaal thema waarop het nummer verder konden worden opgebouwd. Het was een idee dat later zou uitgroeien tot The Lifehouse Method: software waarmee je inderdaad ‘muzikale portretten’ kon genereren. Toch kan ik me voorstellen dat de meeste The Who-fans het allemaal wel best vonden, dat ze die viool aan het eind inderdaad vrij uniek vonden klinken, en die synthesizer héél baanbrekend, maar hoe dan ook met opgeheven vuist de beroemde kreet “Teenage Wasteland!” luidruchtig meezongen, onbewust wetende dat de songtekst daadwerkelijk over hen ging. Figuurlijk, niet letterlijk.

Dit artikel verscheen zaterdag 15 maart 2014 op dagelijks muziekblog Nummer van de Dag.